Â
Doorontwikkeling per 2024 en volgende jarenDoorontwikkeling gewaslijst eco-regelingBeoordeling CLM-WUR 2022
Â
NB deze pagina moet nog worden geactualiseerd.
Doorontwikkeling per 2024 en volgende jaren
âWe zullen pas later in de loop van het leerjaar 2023 een goed beeld krijgen van wat de opbrengst is en waar verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn. Dit betekent ook dat het belangrijk is om eerst met zân allen ervaring op te doen gedurende het lopende jaar. Om die reden achten wij het vanuit LNV beleidsmatig nodig om aanpassingen in 2023 ten behoeve van aanvraagjaar 2024 beperkt te houden, zolang we dus feitelijk nog niet de informatie over het leerjaar 2023 hebben om tot een goede en integrale afweging te komen voor de verdere ontwikkeling van de eco-regeling. Dit betekent dat we 2023 ons vooral willen richten op het doorvoeren van technische verbeteringen, waar mogelijk, en om eerst een goed en volledig beeld te krijgen of de eco-regeling datgene oplevert wat we ervan hadden verwacht en wat dit inhoudt voor de verdere doorontwikkeling ervan (toevoegen/schrappen activiteiten).â
âNaast bovenstaande beleidsmatige afwegingen om de aanpassingen vooralsnog beperkt te houden, speelt hier ook een duidelijke uitvoeringscomponent. RVO als uitvoeringsorganisatie staat enorm onder druk om voor LNV allerlei regelingen uit te voeren. Dit heeft zijn impact op de capaciteit bij RVO. RVO heeft inmiddels meermaals het signaal afgegeven geen grote inhoudelijke wijzigingen in 2023 te kunnen voorbereiden voor het aanvraagjaar 2024, omdat zij als uitvoeringsorganisatie alle energie moet stoppen in het zo goed mogelijk uitvoeren van de verschillende GLB-regelingen lopende het huidige aanvraagjaar, waaronder dus die van de eco-regeling.â
Bron: notitie LNV-EIA over doorontwikkeling eco-regeling d.d. 26-01-â23
Â
Doorontwikkeling gewaslijst eco-regeling
LNV heeft ons gevraagd om uiterlijk op 16 maart a.s. onderbouwde suggesties voor aanpassing van de gewaslijst voor de eco-regeling aan te leveren. Deze vraag is intern uitgezet.
Â
Beoordeling CLM-WUR 2022
In 2022 is er door CLM en WUR twee keer een beoordeling gedaan van de puntenscores van de eco-activiteiten.
Â
1e beoordeling CLM-WUR: maart 2022
Relevante punten:
De beoordeling is gebaseerd op expert judgements door onafhankelijke deskundigen die een goed overzicht hebben over de theoretische en praktische literatuur van een betreffend doel. Door de ruime omschrijving van zowel de doelen als de eco-activiteiten was nader literatuuronderzoek niet haalbaar.
Gemiddeld genomen krijgen de doelen biodiversiteit en landschap wat lagere scores dan de andere doelen. Dit heeft o.a. te maken met het gegeven dat veel eco-activiteiten op deze doelen pas echt een sterk positieve bijdrage leveren op het moment dat ze (gecoördineerd) op landschappelijk/regionaal niveau worden ingezet in plaats van op bedrijfs- of perceelniveau.
Om de scores nog verder te onderbouwen in relatie tot hun bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving zal aanvullend onderzoek nodig zijn. Veel van de gescoorde activiteiten zijn en worden in diverse omvangrijke onderzoeksprogrammaâs en projecten toegepast en onderzocht. De scores van de ecoactiviteiten kunnen verder worden aangescherpt en onderbouwd door de beoordeling van de expertsessies te vergelijken met de uitkomsten binnen dergelijke projecten en programmaâs en eventuele verschillen met de experts te bespreken. Ook kan een aanvullend literatuuronderzoek inzichten leveren om de scores verder te onderbouwen.
Om de scores nog verder te onderbouwen en de wijze van scoren tussen de verschillende experts nog meer te standaardiseren is o.a. een verdere precisering van activiteiten en/of doelen noodzakelijk.
Op dit moment zijn de scores per ecoactiviteit op de verschillende doelen niet met elkaar vergeleken, omdat dit geen onderdeel uitmaakte van de onderzoeksopdracht. Er is bijvoorbeeld niet gekeken of de score voor een activiteit op het doel bodem enig verband houdt met de score op waterkwaliteit voor diezelfde activiteit. Dat betekent dat mogelijke meekoppel- of afwentelingseffecten nu niet in beeld zijn gebracht.
Door de ruime omschrijving van de doelen en de eco-activiteiten zijn de scores die nu uit de expertbeoordelingen zijn voortgevloeid generiek van aard. De eco-activiteiten sturen op middelen/maatregelen, waarbij de aanname is dat een doel wordt bereikt via deze middelen. Om te zorgen dat dit ook daadwerkelijk het geval is, moet er een differentiatie worden gemaakt in de score onder verschillende omstandigheden. Dit biedt ook een kans voor het aanscherpen van de range scores, waar een variatie in effectiviteit aan ten grondslag ligt.
De punten die een eco-activiteit krijgt, kunnen afhankelijk worden gemaakt van de mate waarin de maatregel wordt toegepast op het bedrijf. Als weidegang, GVEâs, rustgewassen e.d. worden gewaardeerd moet er in ieder geval een minimumniveau (instapeis) worden gedefinieerd: vanaf welk niveau wordt een waardering toegekend. Tegelijkertijd kan de inspanning ook worden gestaffeld: wie meer van de maatregel toepast (streefwaarde) krijgt meer punten. Vooralsnog wordt gestart met een instapeis: wat is het minimum waaraan de deelnemer moet voldoen om de maatregel op te nemen in de ecoregeling.
Er heeft geen onderlinge vergelijking plaatsgevonden tussen de scores op doelen per activiteit, aangezien dit geen onderdeel was van de onderzoeksopdracht. Dit betekent dat bijvoorbeeld de score op biodiversiteit voor grasland met kruiden niet is vergeleken met de score op klimaat voor grasland met kruiden. Er is dus geen integrale afweging gemaakt, waarbij eventuele meekoppel- of afwentelingseffecten tussen doelen zichtbaar zouden zijn geworden.
Diverse eco-activiteiten werken alleen positief onder bepaalde condities. De activiteiten kunnen in de gekozen systematiek echter slechts een generieke score krijgen die in heel Nederland geldig is. Het was voor de experts dus niet mogelijk om rekening te houden met effectiviteit onder verschillende (regionale) condities. Door gebruik te maken van wegingsfactoren worden mogelijk regionale accenten ingebracht (NSP, 2021). Hierbij kan gedacht worden aan factoren zoals landschapstype, bedrijfstak, grondsoort, specifieke urgenties in relatie tot Europese klimaat- en milieuregelgeving, ruimtelijke situering en dekkingsgraad.
In meerdere expertsessies werd opgemerkt dat de lijst met eco-activiteiten hoofdzakelijk bestaat uit maatregelen gebaseerd op agro-ecologische principes. Er zijn weinig eco-activiteiten die gericht zijn op hoogwaardige, technologische middelen.
Â
Aanbeveling: veel van de gescoorde activiteiten worden in diverse onderzoeksprogrammaâs en projecten toegepast en onderzocht. Denk bijvoorbeeld aan maatregelen voor koolstofopslag binnen Slim Landgebruik en bodem- en watermaatregelen binnen Maatregel op de Kaart. De scores van de eco-activiteiten kunnen verder worden aangescherpt en onderbouwd door de beoordeling van de expertsessies te vergelijken met de uitkomsten binnen dergelijke projecten en programmaâs en eventuele verschillen met de experts te bespreken. Dit biedt ook kansen voor het aanscherpen van de beoordeling van activiteiten die nu een range score hebben gekregen. Ook kan dit input bieden voor het differentiĂ«ren naar omstandigheden die mede aan de range (variatie in effectiviteit) ten grondslag liggen (zie ook 4.2). Echter, dit zal aanleiding zijn voor een andere onderzoeksopzet waarbij ook de maatregelen en doelen verder moeten worden uitgewerkt.
De effectiviteit van een aantal activiteiten is niet alleen afhankelijk van de locatie of andere omstandigheden, maar ook van de motivatie en toewijding van de ondernemer.
Tijdens de expertsessies was er continu sprake van voortschrijdende inzichten en nieuwe vragen en opmerkingen, mede doordat de lijst met activiteiten en hun definiëring tijdens het project een aantal keren werd aangepast.
Â
Aanbeveling: om de scores nog verder te onderbouwen en de wijze van scoren tussen de verschillende experts nog meer te standaardiseren is o.a. een verdere precisering van activiteiten en/of doelen noodzakelijk, met name voor activiteiten waar de experts op een (ruime) range uitkwamen.
Aanbeveling: binnen de gehanteerde systematiek waren geen negatieve scores mogelijk. Negatieve effecten hebben een score 0 gekregen. In de toekomst zou eventueel kunnen worden gewerkt met negatieve scores. Dit biedt tevens meer mogelijkheden om de scores op de doelen integraal te analyseren.
Aanbeveling: door de ruime omschrijving van de doelen en de eco-activiteiten zijn de scores die nu uit de expertbeoordelingen zijn voortgevloeid generiek van aard. Dit maakt het wellicht laagdrempelig voor grotere groepen ondernemers om in te stappen in de eco-regeling. Echter, dit zal er ook toe leiden dat men eco-activiteiten gaat implementeren op plekken of onder omstandigheden waar dit mogelijk minder effectief is. De eco-activiteiten sturen op middelen/maatregelen, waarbij de aanname is dat een beoogd doel wordt bereikt via deze middelen. Om te zorgen dat dit ook daadwerkelijk het geval is, moet er een differentiatie worden gemaakt in de score onder verschillende omstandigheden. Dit biedt ook een kans voor het aanscherpen van de range scores, waar een variatie in effectiviteit aan ten grondslag ligt.
Â
2e (addendum) beoordeling CLM-WUR: juni 2022
Relevante punten:
Met de deskundige voor de doelen biodiversiteit en landschap is besproken in hoeverre het passend lijkt te zijn om de eco-activiteiten in de categorie âniet- productieve grondâ zwaarder te laten wegen op de doelen biodiversiteit en landschap. Het voorstel van de opdrachtgever is om de punten voor biodiversiteit met een factor 20 te vermenigvuldigen en de punten voor landschap met een factor 10. Uit het oogpunt van een bijdrage aan biodiversiteit en/of landschap is een factor 2 of 3 te verantwoorden. Een heg of houtwal hoeft immers geen volledig perceel te beslaan om een wezenlijke bijdrage te leveren aan deze doelen. Echter, het gaat om beperkte oppervlaktes. Daarbij moet niet onderschat worden hoe zinvol het is om juist op grote arealen (volledige percelen) een bijdrage te leveren aan biodiversiteit en landschap. Een kleine stap vooruit op een groot areaal kan mogelijk zinvoller zijn dan een zwaarwegende maatregel op een klein areaal. Een factor 10 of 20 is zodoende niet te verantwoorden, als men uitsluitend kijkt naar het effect op de doelen. Aanvullend wordt opgemerkt dat het combineren van bepaalde maatregelen wel extreem zinvol is, omdat dit kan leiden tot synergistische effecten. De combinatie van bepaalde maatregelen zou dan aanleiding kunnen geven om punten voor de doelen biodiversiteit en landschap met een zekere factor te vermenigvuldigen.
Opm. LNV/RVO bij heg, haag, struweel: âUitgaande van de stelregel dat voor een minimaal effectief effect een gebied 5% van het areaal functioneel voor biodiversiteit zou moeten zijn is de factor 20 gebaseerd.â
Â
Â
Â