Belangrijke uitvoeringsissues GLB-NSP i.r.t. ANLb

 
 

Algemene issues

  • Mede als gevolg van de complexiteit zijn er nog teveel onduidelijkheden over de wisselwerking tussen wettelijke eisen, GLMC's, eco-regeling en ANLb, terwijl die wisselwerking bepalend is voor wat wel en niet mogelijk is op bedrijfsniveau. In algemene zin kan gesteld worden:
    • dat de verschillende regelingen niet goed op elkaar zijn afgestemd en elkaar daardoor beconcurreren i.p.v. versterken;
    • dat boeren onvoldoende in staat zijn om op bedrijfsniveau de GLB-puzzel goed te leggen;
    • dat het dusdanig complex is dat bedrijfsadviseurs boeren soms adviseren om geen ANLb uit te voeren, puur om iets van die complexiteit te reduceren.
  • Door de vele onduidelijkheden en soms zelfs tegenstrijdigheden tussen verschillende regelingen en regels kunnen deelnemers niet goed anticiperen op de potentiële overlap tussen wettelijke eisen, GLMC's, eco-activiteiten en ANLb-beheer, waardoor er - buiten hun schuld om - fouten kunnen worden gemaakt en/of ongeoorloofde cumulatie (dubbele betaling) kan optreden, waarvoor ze dan achteraf gekort worden op hun vergoeding.
  • Door de stapeling van eisen zijn met name akkerbouwers aarzelend/terughoudend ten aanzien van het vastleggen van ANLb-beheer. Akkerbouwers moeten immers aan meer eisen voldoen dan bedrijven met meer dan 75% gras, zoals de extra eisen qua minimale bodembedekking/vanggewassen (GLMC6), gewasrotatie (GLMC7) en 4% niet-productief areaal (GLMC8).
  • Zowel de Gecombineerde Opgave (GO) als de online simulatietool voor de eco-regeling geven boeren niet het benodigde inzicht in hoe verschillende keuzes op bedrijfsniveau uitpakken. De berekeningen in de GO kloppen niet altijd en de tool is onvoldoende gebruiksvriendelijk en geeft geen inzicht in de wisselwerking met het ANLb. En dat terwijl er een veel betere Excel-tool beschikbaar is die wél dat inzicht kan bieden. LNV/RVO weigeren echter om deze tool te actualiseren en aan alle boeren ter beschikking te stellen. Boeren maken als gevolg hiervan vaker gebruik van commerciële adviseurs en tools, wat weer tot extra kosten leidt.
  • Door de concurrentie met de eco-regeling (boeren willen graag op zijn minst zilver, maar liever nog goud scoren) is het soms gunstiger voor boeren om ANLb-beheer naar de eco-regeling te verschuiven. Dat heeft consequenties op de kwaliteit van het beheer, omdat de eco-regeling minder zware eisen aan dat beheer stelt én omdat gebiedsgerichte sturing ontbreekt. Ook is de eco-regeling een jaarlijkse regeling, terwijl beheer via het ANLb voor 6 jaar (en in de toekomst hopelijk langer) wordt gecontracteerd. Meerjarig beheer komt de kwaliteit en dus ook de effectiviteit van het beheer ten goede. Concurrentie met de eco-regeling is dus - ook vanuit het oogpunt van doelbereik - niet wenselijk.
  • Ook de mestwetgeving en het GLB zijn onvoldoende goed op elkaar afgestemd, wat averechtse effecten heeft. Een voorbeeld is de 'verplichting' om voor 1 oktober een vanggewas in te zaaien of een korting te krijgen op de stikstofgebruiksnorm voor het daaropvolgende jaar. Bij o.a. ANLb-pakket stoppelland is het niet gewenst om een vanggewas in te zaaien, omdat zo'n vanggewas teveel gaat concurreren met de stoppel. En dat is ongewenst, want bij dat pakket draait het juist om die stoppel. Akkervogels vinden hierin dekking én voedsel in de winter. Ook het kwijtraken van mestplaatsingsruimte is een zorgpunt voor ANLb-deelnemers. Als ANLb-beheer overlapt met GLMC8 en/of eco-activiteiten 'groene braak' of 'bufferstrook met kruiden' dan raken ze de mestplaatsingsruimte daarvoor kwijt.
  • Er worden verschillende lijsten met gewascodes gehanteerd, en ook die zijn niet altijd goed op elkaar afgestemd. Een concreet voorbeeld: in het ANLb wordt bij kruidenrijke akkers/akkerranden vaak een agrarisch natuurmengsel ingezaaid, met gewascode 1926. Vanuit het oogpunt van biodiversiteit, maar ook bodemkwaliteit, is dat een zeer gewenst mengsel, dat bij uitstek ook geschikt is als rustgewas. Deze gewascode staat echter niet op de gewascodelijst voor eco-activiteit 'rustgewas', waardoor ANLb-deelnemers hun percelen met een agrarisch natuurmengsel niet op kunnen voeren in de eco-regeling om er punten voor te krijgen (geen waarde, want ze willen hun vergoeding via het ANLb laten lopen). En aan het ANLb-pakket 'kievitstrook' heeft RVO gewascodes gekoppeld waar sowieso geen stikstofgebruiksnorm aan gekoppeld is, en dus raken deelnemers dan ook hun mestplaatsingsruimte kwijt. Dat pakket wordt daardoor niet gekozen.
  • De ICT-systemen zijn verouderd en daardoor zijn er te vaak storingen, juist in tijden van grote drukte zoals de periode waarin de gecombineerde opgave moet worden ingediend. Ook zijn er issues met (de kwaliteit van) de kaartlagen die gebruikt worden voor het intekenen van percelen, landschapselementen, en beheer.
  • RVO heeft al langere tijd te kampen met een capaciteitsgebrek en daardoor zijn de mogelijkheden om wijzigingen (en dus ook verbeteringen) door te voeren beperkt, zoals RVO zelf ook aangeeft. Dit gebrek aan capaciteit vormt een obstakel voor vooruitgang.
  • Medewerkers van LNV en RVO hebben te weinig kennis over de agrarische praktijk. Het is in 2023 meermaals voorgekomen dat medewerkers van de helpdesk antwoorden geven die onvolledig zijn of zelfs niet (helemaal) kloppen, simpelweg omdat het voor hen óók te complex is, zij onvoldoende zicht hebben op hoe verschillende regelingen en regels zich tot elkaar verhouden en zij onvoldoende scherp hebben hoe de regels uitpakken op het boerenerf. Dit wordt ook geconstateerd in de quick scan van de Staf van de commissie LNV, die is uitgevoerd ter voorbereiding op het rondetafelgesprek over de ‘uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf’ op 8 februari a.s..
  • De ANLb-tarieven en de indexering daarvan moeten grondig onder de loep genomen worden (incl. een transparante en herleidbare onderbouwing), omdat er deels nog gebruik gemaakt wordt van verouderde data én omdat sommige data zijn gebaseerd op de bedrijfsvoering van terreinbeherende organisaties i.p.v. agrarische bedrijven.
  • De huidige contractduur van ANLb-contracten (6 jaar) vormt een obstakel voor de gewenste inzet op zwaarder beheer (bepaalde combinaties van beheerpakketten met de grootste ecologische impact. Langjarige zekerheid én concurrerende vergoedingen zijn nodig om boeren in staat te stellen structurele aanpassingen in hun bedrijfsvoering te doen. Zie ook dit nieuwsbericht.
 
  • In het geval er in 2024 weer een versoepeling komt van de eis om 4% van het bouwland niet-productief in te zetten (GLMC8): in 2023 was er ook een versoepeling van GLMC8, maar die versoepeling gold maar beperkt voor bedrijven die meedoen aan de eco-regeling en/of het ANLb. In 2023 werd als lijn gehanteerd: als akkerbouwers onvoldoende niet-productief areaal hebben opgegeven, gaat RVO van bepaalde ANLb-pakketten de inkomstenderving (circa 77% van de ANLb-vergoeding) korten. Ook dat is in sommige gevallen een reden om af te haken. Wij pleiten er daarom voor om deze versoepeling óók voor ANLb-deelnemers te hanteren.
 

Overzicht specifieke issues

Zie deze pagina:
Issues GLMC’s & ECO i.r.t. ANLb 📌
 
Built with Potion.so