Versoepeling 2024Versoepeling 2025 en verderGLMC8: 3 eisenBerekening GLMC8Status bouwlandBegrazen/oogstenUitzonderingenWegingsfactorenEisen qua afmetingenVerschil beheerd en onbeheerdToelichting waardeberekening/opbouw vergoedingenOverlap GLMC8 en eco-regeling/ANLb in 2024Overlap GLMC8 i.r.t. eco-regeling en ANLb in 2023Groene braak en mestplaatsingsruimteToelichting ‘braakvinkje’ GOZie ook
Versoepeling 2024
In 2024 wordt deze GLMC versoepeld. In totaal zijn er dit jaar 4 opties qua invulling van GLMC8:
- 4% invullen met landschapselementen, zoals sloten, houtwallen, bomenrijen (met weegfactoren)
- 3% niet-productief + 4% niet-productieve eco-activiteiten
- 3% niet-productief + 4% stikstofbindende gewassen zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen en biociden (oogsten mag wel)
- 4% niet-productief en/of stikstofbindende gewassen en/of vanggewassen (weegfactor 1) zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden
Zie deze RVO-pagina’s voor een toelichting en de voorwaarden:
Versoepeling 2025 en verder
Op Europees niveau is besloten dat de verplichting om een deel van het bouwland te bestemmen voor niet-productief areaal geschrapt wordt. Zie verder deze pagina.
GLMC8: 3 eisen
GLMC8 bestaat uit de volgende 3 eisen:
- een verplicht minimumaandeel niet-productieve grond: ten minste 4% van je bouwland, dat je op de peildatum ter beschikking/in gebruik hebt, bestemd voor niet-productieve gronden. Landschapselementen gelegen op of grenzend aan je bouwland tellen mee voor het percentage van 4%, mits je zowel de landschapselementen als het bouwland op de peildatum ter beschikking/in gebruik hebt. Voor de definitie van aangrenzend wordt artikel 7 lid 5 van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 aangehouden; NB deze eis is inmiddels dus versoepeld;
- het behoud van landschapselementen (eis uit de Wet natuurbescherming): boomwallen of boomgroepen, op of grenzend aan landbouwgrond, worden beschermd met inachtneming van de Wet natuurbescherming/Omgevingswet;
- het snoeiverbod: het is verboden om heggen en bomen te snoeien in de periode van 15 maart tot en met 15 juli, en ook in het geval dat er buiten die periode in een heg of boom door vogels wordt gebroed, conform eis uit de Wet natuurbescherming/Omgevingswet.
Berekening GLMC8
Voor de berekening van het percentage van 4 procent van het bouwland in GLMC8 wordt in de teller de oppervlakte van de niet-productieve grond en de landschapselementen meegenomen, met inbegrip van de wegingscoëfficiënten. De oppervlakte bufferstroken in het kader van GLMC4 telt ook mee bij GLMC8 als de bufferstroken niet-productief gebruikt worden.
In de noemer wordt gerekend met de totale oppervlakte bouwland exclusief de oppervlakte landschapselementen.
Oftewel: hoeveel niet-productief areaal je moet hebben, wordt berekend over je totale areaal bouwland minus landschapselementen. Bij het bepalen of je de 4% bereikt hebt, tellen landschapselementen op of grenzend aan je eigen bouwland wél mee.
Status bouwland
Het voor GLMC8 gebruikte areaal behoudt de status bouwland. In het geval van tijdelijk grasland wordt de teller door RVO bevroren. Dat wil zeggen dat de periode waarbij het ingezet wordt voor GLMC8 niet meetelt bij de bepaling of het van tijdelijk grasland overgaat naar blijvend grasland.
Begrazen/oogsten
Begrazen van het niet-productieve areaal is niet toegestaan met één uitzondering: de teelt van stikstofbindende gewassen. Ook oogsten van stikstofbindende gewassen is toegestaan. Maaien en afvoeren is toegestaan op de niet-productieve grond voor zover het ten goede komt aan de biodiversiteit op het perceel (zoals ten behoeve van verschralingsbeheer in het kader van het ANLb).
Uitzonderingen
De volgende bedrijven zijn uitgezonderd van de eis van 4% niet-productief bouwland (let op: niet voor de overige 2 eisen van GLMC8):
- bedrijven met een maximum oppervlakte bouwland van 10 ha, mits het volledige bedrijf biologisch is gecertificeerd;
- bedrijven waarbij meer dan 75% van het bouwland wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, braak ligt, gebruikt wordt voor de teelt van vlinderbloemige gewassen, of voor een combinatie daarvan;
- bedrijven waarbij meer dan 75% van het subsidiabel areaal bestaat uit: blijvend grasland, de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, natte teelten (als hoofdteelt), of een combinatie deze toepassingen.
Wegingsfactoren
De wegingsfactoren die worden gebruikt bij de berekening van het aantal hectares niet-productief areaal in het kader van GLMC8 zijn opgenomen in onderstaande tabel:
Let op: per 2024 is de wegingsfactor voor sloten grenzend aan een beheerde rand en/of natuurvriendelijke oever nog steeds 2. Voor overige sloten en sloten grenzend aan een flauw talud wordt dat 1.
Eisen qua afmetingen
Voor alle opties wordt uitgegaan van de ingetekende (feitelijke) oppervlakte met uitzondering van de geïsoleerde bomen/knotbomen bij die optie wordt een standaard oppervlakte van 20 m2 gehanteerd.
Voor de maximale oppervlakte van sloten geldt smaller dan tien meter van insteek naar insteek, waarbij geldt dat ze geheel meetellen als ten minste 90 procent van de waterloop smaller is dan tien meter. Sloten grenzend aan beheerde rand/natuurvriendelijke oever krijgen een hogere waardering en Rietkraag/rietzoom krijgt ook een hogere waardering dan een reguliere sloot. Vijvers/poelen mogen een oppervlakte hebben tussen 0,001 hectare en 0,5 hectare en moeten en zelfstandig element zijn die niet direct is aangesloten op een waterloop.
Voor beheerde akkerranden en groene braak (inzaai) en onbeheerde akkerranden, bufferstroken en groene braak (spontane opkomst) gelden de minimale en maximale afmetingen voor de randen en stroken zoals ze in de vorige GLB-periode golden voor de invulling van het Ecologisch Aandachtsgebied. Afwijkende maten kunnen worden meegenomen onder groene braak met dezelfde wegingsfactor.
Verschil beheerd en onbeheerd
Voor beheerd is inzaai de onderscheidende factor ten opzichte van onbeheerd met spontane opkomst. Er zijn andere beheeropties waarbij niet ieder jaar ingezaaid wordt, zoals bijvoorbeeld verschralingsbeheer uit het ANLb. Deze worden ook aangemerkt als ‘beheerd’.
Zie de tabel ‘Gewassen en GLB 2023’, tabblad GLMC8, om te zien welke gewascodes gebruikt kunnen worden voor groene braak (inzaai) en groene braak (spontaan).
Toelichting waardeberekening/opbouw vergoedingen
De waardeberekening van de eco-activiteiten en de ANLb-vergoeding bestaat in de meeste gevallen uit 3 verschillende componenten:
- inkomstenderving;
- extra gemaakte kosten;
en in het geval van het ANLb ook nog:
- transactiekosten.
Dit geldt echter niet voor de waardeberekening en de vergoeding voor houtige en natte landschapselementen, want daar zit géén vergoeding voor inkomstenderving in. Deze elementen worden namelijk beschouwd als permanent niet-productief areaal, waar je geen productie meer mee kunt realiseren. [Noot: over dat laatste kun je natuurlijk twisten, zeker in het geval van agroforestry en voedselbossen, maar dat even terzijde.]
Overlap GLMC8 en eco-regeling/ANLb in 2024
De versoepeling van GLMC8 geldt óók voor ANLb-deelnemers. Als er sprake is van overlap tussen eco-activiteiten en/of ANLb-pakketten en GLMC8 wordt voor de eco-activiteiten geen waarde toegekend en wordt bij de ANLb-pakketten - voor zover relevant - de component inkomstenderving niet uitbetaald.
Dit staat inmiddels ook aangegeven op deze websitepagina van RVO:
“De extra invulmogelijkheid vanwege de derogatie geldt ook voor het ANLb. Op de pagina Samenhang ANLb, conditionaliteiten en eco-regeling GLB vindt u onder Conditionaliteiten en ANLb een overzicht van de ANLb-pakketten. Hierin staat per ANLb-pakket of u het pakket kunt inzetten als niet-productief bouwland. De extra invulmogelijkheden voor de derogatie ziet u op het derde tabblad.“
Overlap GLMC8 i.r.t. eco-regeling en ANLb in 2023
Bij overlap tussen eco-activiteiten/ANLb-pakketten en GLMC8 mag de component inkomstenderving niet vergoed worden.
- Met betrekking tot de eco-regeling: er wordt pas een waarde toegekend aan de niet-productieve eco-activiteiten ‘groene braak’ en ‘bufferstrook met kruiden’ als je boven de drempel van 4% niet-productief areaal komt. Dit geldt niet voor de eco-activiteiten heg, haag, struweel (want in de waardeberekening daarvan zit geen component inkomstenderving) en landschapselement hout (waar sowieso geen waarde aan toegekend wordt).
- Met betrekking tot het ANLb: ook ANLb-deelnemers moeten voldoen aan de eisen van GLMC8, tenzij ze onder een van de uitzonderingen vallen (bijvoorbeeld bedrijven met meer dan 75% gras). RVO zal - zolang er niet voldaan is aan de eis van 4% niet-productief - de ANLb-vergoeding voor eventuele afgesloten niet-productieve beheerpakketten korten met de component inkomstenderving (circa 77% van de vergoeding). Vergoedingen zónder component inkomstenderving, zoals voor het beheer van houtige en natte landschapselementen, worden niet gekort.
Zie bijlage 4 van de SVNL om te zien wat de hoogte van de component inkomstenderving van ANLb-vergoedingen is:
NB in dit overzicht staat pakket 19b nog opgenomen, maar deze is komen te vervallen, zie dit intranetbericht:
Welk ANLb-pakketten zijn inzetbaar voor GLMC8?
Onderstaande ANLb-bouwlandpakketten zijn niet in te zetten als niet-productief bouwland, omdat er bij deze pakketten altijd (van tevoren) sprake is van productie:
- Pakket 14 Stoppelland
- Pakketten 17c en 17d Bouwland voor hamsters met oogst
- Pakket 40 Vogelgraan
- Pakket 48 Vanggewas na uien en aardappels
De overige bouwlandpakketten zijn wél in te zetten als niet-productief bouwland. Dit geldt ook voor de landschapspakketten, maar aangezien bij landschapspakketten geen component inkomstenderving in de vergoeding zit, hoeft er niks gekort te worden.
Zie verder deze RVO-pagina (onder het kopje ‘Conditionaliteiten en ANLb’/GLMC8).
In het Overzicht ANLb-pakketten GLMC8a staat per ANLb-pakket of je het pakket kunt inzetten voor GLMC8. De extra invulmogelijkheden voor de derogatie/versoepeling staan op het derde tabblad. Lees ook de opmerkingen bovenaan de tabbladen.
Groene braak en mestplaatsingsruimte
In de afgelopen GLB-periode gold er een informele afspraak dat boeren geen mestplaatsingsruimte kwijtraken voor percelen die onder ANLb-beheer vallen. LNV/RVO hebben bevestigd dat deze afspraak blijft gelden. Dat houdt bijvoorbeeld in dat je voor een perceel kruidenrijk grasland waarvoor een ANLb-pakket is afgesloten, met als beheereis ‘niet bemesten’, wél gewoon de volledige stikstofgebruiksnorm van het gras mag meerekenen voor je mestplaatsingsruimte. Voor kruidenrijke akkers wordt dan gerekend met de stikstofgebruiksnorm van ‘overige niet-vlinderbloemigen’. Maar let op, want je krijgt geen mestplaatsingsruimte:
- als een ANLb-perceel (deels) overlapt met verplichte bufferstroken (teken dan de verplichte bufferstroken apart in);
- als je een ANLb-perceel opgeeft om te voldoen aan GLMC8;
- als je een ANLb-perceel opgeeft in de eco-regeling voor eco-activiteit ‘bufferstrook met kruiden’ of ‘groene braak’.
Toelichting ‘braakvinkje’ GO
In de gecombineerde opgave kun je bij een perceel het zogenaamde ‘braakvinkje’ zetten (zie onderstaande afbeelding). Dat doe je als je een perceel wilt inzetten om te voldoen aan GLMC8 (niet-productief bouwland) én als je eco-activiteit ‘groene braak’ wilt kiezen (want anders kun je deze eco-activiteit niet kiezen). Maar let op: als je dit aanvinkt, raak je automatisch je mestplaatsingsruimte voor dat perceel kwijt.
Zie ook
Deze pagina over cumulatie/stapeling